OCT 08, 2024
Ik heb eigenlijk niet zo heel veel zin meer, om het weer over mijn werk op de
Hartbewaking te hebben. Maar ik doe het toch. De Hartbewaking/Eerste Harthulp
ook wel de CCU genoemd, is de plek waar ik ruim 20 jaar met veel plezier heb
gewerkt als gespecialiseerde verpleegkundige. Ik ben er al twee jaar weg met
gewetensbezwaren. Maar nog steeds als ik mensen spreek over de afgelopen jaren,
de pandemie jaren, valt het mij op dat ze een heel ander beeld hebben, van hoe het
er aan toe ging bij mij in het ziekenhuis. Op mijn werk. Of het nou gaat over de
Hartbewaking of andere afdelingen, het lijkt of de beelden van drukke IC’s, de rijen
met wachtende ambulances, de lijkverbrandingen aan de oevers van de Ganges en
natuurlijk de beelden van de dansende zorgmedewerkers met mondkappen en
spatmaskers de enige referentiekaders zijn.
Mijn verhaal is anders en toch werkte ik gedurende de pandemie in een groot
vooraanstaand ziekenhuis. Dus ik probeer te nuanceren. Bij mij op de afdeling werd
werd overigens flink mee gedanst. Veel oud collega’s zijn het inmiddels wel met me
eens dat veel maatregelen totaal onzinnig waren, geen alcohol na acht uur ‘s avonds,
oudjes eenzaam opsluiten en alleen laten sterven, mond/neusmasker op als je staat
maar niet als je zit. Maskers op bij benauwde patiënten. En zo kan ik nog wel even
door gaan. “Ja maar er was nogal wat aan de hand.” Dat hoor ik vaak. Met de kennis
van nu, met de kennis van toen. En we geloven de wetenschap…
“Kars, druk hé, bij jou, wat ik nou weer lees in de krant. Ambulances kunnen
patiënten niet kwijt. Gaat het met je? Doe je een beetje voorzichtig?” Ik zei dan:
“Kom anders even langs. Kopje koffie doen, kan je zelf is een kijkje komen neme
n en
lopen we even langs de IC, praatje maken bij mij op de Hartbewaking, het is hier
hartstikke rustig.” “Maar de IC dan? ik lees dat die tjokvol is bij jullie.” “Hmm effe
kijken momentje…” En dan gaf ik een live overzicht uit het ziekenhuis van het aantal
‘besmettingen’ (positieve PCR test) en van de ‘verdachten’ (In afwachting van een
PCR uitslag). Dan las ik de aantallen op, uiteraard zonder namen te noemen. Maar
wel de aantallen. “Ja maar dat is dan misschien net in jouw ziekenhuis”, kreeg ik dan
steevast als antwoord. Dat heb ik zo vaak gehoord. Men accepteerde mijn antwoord
simpelweg niet. Ook niet als ik zei: “Nou mijn ziekenhuis is een van de grotere
topklinische, niet academische ziekenhuizen van het land, verdeeld over twee
locaties, dus op zich een prima weergave van de realiteit lijkt me.” Maar het echte
beeld dat ik schetste klopte nooit met de perceptie. De journaals, de kranten met de
cijfers van besmettingen. De nare beelden uit andere landen. En de virologen, de
politici en de artsen iedere avond op tv, in talkshows. Er was sprake van een
behoorlijke discrepantie tussen informatie uit de media en de realiteit van het
ziekenhuis, mijn werkplek. Ik belde soms ‘s avonds, na een dagdienst gewerkt te
hebben, naar de Hartbewaking en naar de IC. “Is het opeens volgelopen vanmiddag?
Ik zag weer nieuwe getallen op tv. Toch effe checken.” “Nee joh, prima te doen.”
kreeg ik dan te horen. “Kunnen jullie het aan op de IC?” “Ja hoor, we hebben extra
capaciteit gecreëerd.” De IC op onze locatie was niet zo druk omdat in het begin de
corona patiënten werden geconcentreerd op één plek. De andere locatie. Het was
daar druk maar ik ben niet opgeroepen. Ik had me in februari 2020 al opgegeven
om te helpen. Het hoefde niet. Er was genoeg hulp. En dit zal wellicht worden
ontkend door veel verpleegkundigen en artsen. Maar ik voel de behoefte niet meer
om te overtuigen. Ik ontken ook helemaal niet dat het heftig is geweest op de IC. Ik
heb destijds veel gedeeld met een groep vrienden. Ik was voor hun de actuele blik
op de zorg tijdens de eerste maanden van de pandemie, maar ook in de de jaren
erna. Omdat zij ook al snel in de gaten hadden dat je het van tv en kranten niet meer
hoeft te hebben als het gaat om eerlijke informatie. Dus vonden ze het prettig om
ook verslag van iemand te krijgen die een genuanceerder beeld schetste, vanuit het
ziekenhuis zelf. Zo liep ik dagelijks alle afdelingen langs om zelf te kijken. Om te
checken of ik misschien zelf gek aan het worden was. Want ik zag die drukte niet. Ik
zag geen pandemie, niet op straat, niet op het strand, niet in de stad, maar zelfs niet
in het ziekenhuis waar ik werkte. Ik zag een grote tent staan op het parkeerterrein,
maar ook die bleef leeg. En als alles wordt geconcentreerd op één plek… Dan wordt
het vanzelf minder druk op andere. En andersom.
VERZORGINGSHUIS
Mijn eigen moeder zat tijdens die lockdowns opgesloten in een verzorgingshuis.
Maanden lang. Ze was beginnend dementerend, angstig, ze had al twee keer een
delier achter de kiezen t.g.v. een blaasontsteking en t.g.v. decubitus wonden en
dehydratie (uitdroging). Ze woonde in een kleinschalige woongemeenschap. Niet
goedkoop trouwens. Ze was gewend aan mijn bezoekjes een paar keer per week en
aan bezoek van mijn zussen. Maar voor haar eigen veiligheid en die van de van de
andere bewoners, van het personeel en voor mijn veiligheid (familie), is haar dat
bezoek ontzegd. Ik mocht mijn moeder maanden lang niet meer zien. En de ramen
bleven dicht… Daar heb ik eindeloos over gebeld, gemaild, of die ramen in
hemelsnaam open mochten. Ja in de zomer gingen ze weer is open. Dat weghouden
van bezoek, de eenzaamheid, daar is ze helemaal stapelgek van geworden. Ze
snapte het niet. Eenzame opsluiting noem ik het. Ben je 87. Krijg je dat. Ook die
mondkappen begreep ze niet. En blij dat ze daar waren dat ze Corona buiten de
deur hadden weten te houden.
Ik weet nog goed dat het begin juni 2020 was. Schitterende vroege zomerdag. De
directrice dreigde mijn moeder weer op te sluiten, omdat ik het gewaagd had om
een stukje met mijn moeder te wandelen achter haar rolstoel, met mondkap. W
ant
daar waren ze streng op. Anderhalve meter en mondkap waren nog steeds heilig.
Ook in de zomer. Het leek wel een film. De eerste dag na maanden opsluiting. Alles
ging langzaam weer open. Mijn moeder was zo blij als een kind toen ze me zag. Ik
zag een traantje toen ik haar weer meenam naar buiten. Stukje wandelen. Even van
het terrein af. Buiten in de zon, briesje. Bewapend met mondkap en gestrekte armen
achter die rolstoel, verliet ik samen met mijn moeder het pand. Ik dacht aan de silly
walk van John Cleese achter die rolstoel, had gekund. Maar ik redde die anderhalve
meter afstand nét niet. Maar tjonge wat deed ik m’n best voor de zorg en voor de
ouderen. Maar na die wandeling met mijn moeder kreeg ik dus een standje. En
kwamen er opeens dreigementen, dat mij de toegang ontzegd zou worden, omdat ik
de mensen in gevaar zou brengen met mijn onverantwoordelijke gedrag. En dat zou
inhouden, moeders een dikke week in isolatie op haar kamer en weer testen. En ik
zou er niet meer in mogen als ik dit nog eens zou doen. Ik heb daarop gereageerd en
gezegd dat ik er klaar mee was. Met de richtlijnen van RIVM, OMT, ACTIS, en GGD in
de hand. Ik had alles uitgeprint en ik had al die instanties gebeld. Ik was goed
voorbereid. Wandelen achter een rolstoel was toegestaan. Maar nee hoor… niks
mee te maken.
Dit zijn in mijn ogen gewoon hele nare machtsspelletjes. En misschien komt het
daadwerkelijk voort uit onnozelheid en incompetentie, vanwege de angst voor een
virus. Noem het cognitieve dissonantie, ik hoop het. Maar ik geloof dat er ook een
soort genoegdoening zit bij sommige mensen op bepaalde posities. Die lijken ervan
te genieten. Zo van; nu is het mijn beurt. Ik zei uiteindelijk tegen de verpleeghuis
directrice: “Je wint, want mijn weerloze moeder is de dupe. Ik zal het terrein niet
meer verlaten. Je dwingt mij, om met dit weer, in de zomer, mijn moeder niet mee te
nemen voor een wandelingetje.” Zorginstellingen trokken hun eigen pl
an. Met
bezoekregelingen. Best makkelijk. Lekker rustig. Geen pottenkijkers, alarmen n
iet
om de nek van de bewoners. Volle luiers. Ziekenhuizen deden dat ook. Geen
agressief bezoek. Gewoon een beveiliger voor iedere afdeling. Dat gebeurde overal.
Niet alleen bij ons in het ziekenhuis of waar mijn moeder woonde. Dat was voor
onze veiligheid.
Een paar maanden en een paar lockdowns verder. Voorjaar 2021… Het was vlak na
het uitrollen van de vaccinaties. Bijna iedereen in het verzorgingshuis kreeg opeens
corona, ook personeel en de één na de andere bewoner overleed. Zo ook mijn
moeder. Ze kon opeens niet meer slikken. De jonge huisarts van dienst wilde
sowieso een PCR test doen. Voor de zekerheid. Ik stuurde zelf aan op een aspiratie
pneumonie. Vrij vertaald een verslikkings longontsteking. En daar was de dokter
het helemaal mee eens. Mijn moeder had zich wel degelijk verslikt enkele dagen
eerder. En zo hoopte ik die PCR gedachte een beetje van haar weg te leiden. Dat leek
even te lukken. Heel even. Mijn moeder had geen koorts, geen griepverschijnsele
n,
ze hoestte niet, geen diarree, dus ik zag de noodzaak van de PCR test niet. De jonge
dokter met mondmasker, spatmasker, plastic cape en muts wilde per se testen. En
goed ook! Dus daar ging ze. Hoppaa diep diep de neus in. Ik wilde dat niet want ik
zag de bui al hangen. Want als die test positief zou zijn gooien ze de tent weer dicht.
Zeker bij mij. Ik was namelijk geen fan van de nieuwe prikjes. Dus dubbel gevaarlijk.
Want ook de zomer ervoor had ik het lef gehad om met mondkap achter de rolstoel
naar buiten te lopen. Lang verhaal kort, de boel moest op slot want de test was
positief. Dat betekende één bezoeker per dag, in een “maanpak”. Maar het ging
slecht met mijn moeder en de kans dat ze dit niet zou overleven was aanzienlijk. Ik
heb toen tegen mijn zussen gezegd, doen jullie maar wat jullie willen, ik doe hier
niet meer aan mee. Ik zet helemaal niks op mijn neus en mond. Mijn moeder gaat
sterven en wij gaan geen stoelendans doen wie daar bij mag zijn. Ik ga ernaast
zitten, ze mag mijn gezicht zien, mijn handen vasthouden en geen handschoenen
voelen. Ze bellen de politie maar. Suit yourself, maar ik ga niet weg.
UITVAART
Gelukkig knepen de uitvaartondernemers tien dagen later een oogje toe en mochten
we met vijf of zes i.p.v. tien mensen afscheid nemen. Of tien i.p.v. twintig. Geen idee.
Ik heb het verdrongen. De getallen veranderde steeds. In de horeca, in de zorg, op
scholen en op uitvaart.
Gaslighten tot kunstvorm verheven.
HARTBEWAKING
Bij ons op de Hartbewaking was het tijdens die eerste corona griepgolf in 2020
doodstil. En erna, in de zomer, vrijwel uitgestorven. Ik heb zitten gamen. Super
Mario, dikke pret. Wachtend op patiënten die niet kwamen. Op diezelfde
Hartbewaking zag ik in het najaar van 2020 wel de eerste zichtbare gevolgen van de
uitgestelde zorg en van de angst die mensen had doen besluiten geen ambulance te
bellen. We kregen presentaties van cardiaal blanco patiënten (dus zonder cardiale
voorgeschiedenis), die met een ambulance binnenkwamen met pijn op de borst. Ik
maakte dan een ecg (hartfilmpje) en zag een oud hartinfarct. Dit zijn dus patiënten
die vertelden dat ze in de winter en het voorjaar van 2020 klachten hadden, (dus
zo’n acht maanden eerder) en die eigenlijk 112 hadden moeten bellen, maar dat
niet deden omdat ze de zorg niet wilden belasten en omdat ze bang waren om in het
ziekenhuis te belanden. Ze kenden de heftige beelden van de tv. ‘Time is muscle’
zegt men wel is binnen de cardiologie. Dus hoe sneller je een hartinfarct behandelt,
hoe beter de prognose voor de patiënt. Acht maanden is dan best lang. Ik zei in het
begin van die lockdowns en tijdens het afschalen van zorg al tegen mijn collega’s:
“Moet je is opletten hoeveel hartfalers we gaan krijgen over een paar jaar.” En dan
zaten we nog maar in het jaar 2020. 2021 moest nog beginnen…
Machtsspelletjes deed ik niet aan mee. De Hartbewaking was een tijdje de plek waar
ziekenhuis personeel zich kon laten testen. Ik liet het personeel hun eigen PCR test
doen. Ze dachten dan eerst dat ik een grap maakte. “Niet te diep in mijn neus hè?”
Dan zei ik: “Nee hoor, doe het maar zelf, dat is beter en het wordt toch niet
positiever of negatiever als ik die staaf in je neus steek”. Bovendien wist ik hoe naar
iedereen die PCR test vond. Dus dat vonden ze helemaal te gek. En ze deden ook nog
eens goed hun best om de test goed te doen. Ik liet bezoek altijd toe in het
ziekenhuis, stiekem, bij hun zieke of stervende familie of dierbaren, maar ik mocht
mijn eigen moeder niet zien. Ik trok dat heel slecht.
De CCU was een plek waar ik ooit met veel plezier werkte. Acute situaties,
reanimaties, hartinfarcten, kortom, een baan waarbij je getraind bent om je hoofd
koel te houden in stressvolle situaties. Ik ben er goed in. Ik heb het nog twee jaar
weten vol te houden in de veronderstelling dat ik het wel kon veranderen. Van
binnenuit. Dat ik mensen wakker kon schudden. Maar dat ging niet. Ik kon mezelf
uiteindelijk niet meer eerlijk in de spiegel aankijken als ik hiermee door zou gaan.
Dat klinkt misschien heftig, maar zo voelde ik het tot in het diepst van mijn wezen.
En dat is een beslissing die je niet makkelijk neemt. Na bijna dertig jaar in de zorg,
waarvan ruim twintig jaar op een Hartbewaking. Stoppen met gewetensbezwaren.
Overspannen. Teleurgesteld. Gedesillusioneerd.
Bij mij zijn vanaf maart 2020 zoveel alarmbellen gaan rinkelen dat ik op een
gegeven moment dacht dat ik van mijn tinnitus was genezen.
Vanaf het voorjaar van 2021, enkele weken nadat de vaccinatierondes waren
gestart, toevallig ook vlak na het overlijden van mijn moeder, viel het mij op dat er
opeens veel meer jonge patiënten werden gepresenteerd met
hartspierontstekingen, met name myocarditis en endocarditis. Ik vroeg het vaak
aan de echolaboranten. “Is het weer zover? Zien jullie nou meer patiënten met
myocarditis en endocarditis?” “Jazeker, nou en of we dat zien. Het lijkt wel een
tsunami” was dan het antwoord. Ik zag tijdens mijn werk op de Hartbewaking de
afgelopen 20 jaar (vóór 2021) wel met enige regelmaat jonge patiënten met een
pericarditis. Dat is wat anders. Dat is een ontsteking van het hartzakje. Vaak jonge
mannen, na een griep. Meestal verloopt een pericarditis zonder complicaties. De
meeste patiënten met een ontstoken hartzakje, dus met pericarditis, gaan vaak
dezelfde dag of volgende dag weer naar huis en krijgen bloedverdunnende- en
ontstekingsremmende medicatie voorgeschreven. Het is een beeld dat ik de
afgelopen twintig jaar, gedurende mijn werk op de Hartbewaking best vaak heb
gezien bij jonge twintigers en dertigers. Maar myocarditis en endocarditis? Opeens
veel vaker? Bij myocarditis is het de hartspier die ontstoken is en dat kan net als bij
een hartinfarct ernstige gevolgen hebben voor de patiënt. Er kan dan schade
ontstaan aan de hartspier. En dat kan weer leiden tot ritmestoornissen, schade aan
de geleidingszenuwen in het hart, maar ook tot verminderde pompkracht en zelfs
tot overlijden. Hetzelfde geldt voor endocarditis. Dat is de binnenzijde van het hart,
de hartholte. In geval van een ontsteking kan dat tot complicaties leiden. Afhankelijk
van de oorzaak. Maar zeker als de kleppen in het hart daardoor ook zijn aangedaan.
Er zijn meerdere soorten peri/myo/endocarditis. Die ga ik hier niet allemaal
benoemen. Ook niet de oorzaken. Ik benoem nu alleen het feit dat ik als
verpleegkundige op een hartbewaking, vóór 2021 wel met enige regelmaat
pericarditis zag, maar myocarditis en endocarditis niet. Dit is overigens geen
mening. Maar een constatering. Dat kan je gewoon meten. Bijhouden.
Ik zag op de Hartbewaking ook andere, bizarre klachten, die ik normaal gesproken
nooit op een Eerste Harthulp of Hartbewaking zag. Blaren over het hele lichaam, het
leken soms wel brandwonden, of grote hematomen onder voeten en in knieholten,
of aan de binnenkant van handen. Pijn in de nek, rare afwijkingen in het bloed, hoge
ddimeer uitslagen, trombocytopenie. Dus problemen met de stolling van het bloed.
Daar heb ik trouwens over gebeld naar collega’s van de Cathkamer. Maar ook naar
andere klinieken. Zien jullie ook meer micro infarcten? Meer dichtgeslibde stents?
Ik wilde dat gewoon weten. En waarom nu opeens en niet vorig jaar in 2020. Niks
meer en niks minder. Niet iedere patiënt met bizarre klachten had corona gehad.
Mijn boeren verstand zegt dan: Onderzoeken die handel. En wel meteen. Vragen,
bijhouden, registreren, vergelijken. Hup! Wat is er nou anders in 2021 dan in 2020?
Ik heb zoveel rare verhalen en combinaties gehoord. Ik schreef ze op. Ik maakte
zelfs grappen naar de arts assistent. “Zeg doc, pijn op de borst met radiatie
(uitstraling) naar het netvlies. Is dat atypisch? Of aspecifiek.” Of pijn op de borst met
rode vlekken op de rug, rechter schouder en rechter arm. Typisch? A typisch? Maar
goed dat is mijn humor. Mensen vonden dat niet grappig.
COHORT
Ik heb nog wel een aantal keer geholpen op een cohort afdeling, omdat het op de
Hartbewaking zo stil was. Zo‘n cohort afdeling is een afdeling waar patiënten liggen
met verschillende ziektebeelden. Met name veel oude mensen met u
iteenlopende
klachten, interne geneeskunde, maar ook veel longaandoeningen. Sommige
patiënten daar waren te slecht voor de IC en sommigen te goed. Maar ze waren
allemaal positief getest op Corona. Dat was de gemene deler. De cohort. Het enige
dat ik daar deed was helpen met het inbrengen van infusen, want daar ben ik goed
in. Ik deed dat samen met een jonge intensivist. De dokter van de IC. Hij prikte
infusen aan het bed onder echo begeleiding, met twee paar handschoenen over
elkaar en ik hielp daar al die infusen inbrengen, maar deed dat zonder
handschoenen. Het virus verspreidde zich via de lucht had ik intussen wel
begrepen. Niet via handen. Dus daarom hield ik me niet aan dat tijdelijke protocol,
maar koos ik voor het welzijn van de patiënt. Dit waren zeer moeilijk te prikken
patiënten. Maar ik prikte al die arme blauw geprikte mensen met hun maskers op
gelukkig wel in één keer goed. En voor ik naar de volgende patiënt ging waste ik
mijn handen stuk.
RADIOLOGIE
Ook op de afdeling Radiologie waar ik vanaf voorjaar 2021 ook opeens veel vaker
met patiënten naartoe reed om een CT-scan van de longen te laten maken, vroeg ik:
“Zien jullie opeens meer longembolieën?” “Meer longembolieën? Pff het is niet
normaal zoveel als we er zien. Zal wel long covid zijn”, zei de éne röntgenlaborant.
“Ik denk iets anders”, fluisterde de ander en gaf me een knipoog. “Bespreken jullie
dit met de radioloog?” vroeg ik dan. “Nou nee, niet echt.” “Hebben al die patiënten
dan corona gehad?” vroeg ik. “O dat weten we niet”. Aha oké. “Nou wij weten het
wel hoor”, zei ik dan. “Op de CCU vragen we aan iedereen uitgebreid naar de corona
status, we vragen aan patiënten of ze een positieve PCR test hebben gehad of
corona. En we testen nog steeds heel erg veel. Maar wat ik wel apart vind is dat we
niet vragen naar de vaccinatie status. Niemand vraagt ernaar. Geen arts, geen
verpleegkundige. Is dat bij jullie op de radiologie ook? Want bij ons op de CCU
wordt er niet naar gevraagd. Het lijkt een beetje een ‘no go’ gebied.” De ‘long covid’
laborant antwoordde: “Terecht, je gaat toch ook niet aan iedere patiënt vragen of ze
zijn ingeënt tegen gele koorts? Of tegen rivier blindheid?” Ik antwoordde: “Dat is
waar en ik vraag patiënten inderdaad ook niet of ze allemaal een frikandel hebben
gegeten in de weken voordat hun hartspier ontstoken raakte.”
GEWETENSBEZWAREN
Ik heb nadat ik uitviel de mogelijkheid gekregen om te praten met de intensivist.
Dat is de arts van de IC. Mijn teamleider had dat geregeld. Heel fijn vond ik dat. Met
die intensivist heb ik tijdens enkele praatsessies van elk een uur, alles wat er in mijn
ogen zeer vreemd en zelfs dubieus was aan het beleid en alles wat ik op de
hartbewaking meemaakte, verteld. In geuren en kleuren. Ik heb ook vragen kunnen
stellen. Ook over de IC. Maar ik kreeg geen antwoorden. Ik begrijp inmiddels ook
wel dat veel artsen en verpleegkundigen de antwoorden ook niet hadden, maar mij
het lukte niet om beleid te accepteren waar ik niet achter sta. Zeker niet als ik merk
dat het onlogisch en zelfs schadelijk is. En ik trek helemaal geen conclusies, maar
waarom houden we niks bij. Hoe kunnen we nou leren van mogelijke fouten als w
e
niets bevragen. Wij zijn de zorg, wij zien iedere dag patiënten, waarom registreren
we niet? Ik heb alle, in mijn ogen, onlogische maatregelen en al mijn observaties ook
gemeld bij verpleegkundigen, arts assistenten, cardiologen, longartsen,
microbiologen, radiologen, lab laboranten, ICT afdelingen en dus één op één bij de
intensivist. Ik heb gemaild tot aan de raad van bestuur. Ik kwam uiteindelijk terecht
bij de bedrijfsarts, waar ik wilde praten over de reden van mijn uitval. Maar ook dat
was niet de bedoeling. “Daar gaan we het niet over hebben” werd me keer op keer
verteld. Het niet bespreken, het zwijgen. Dat vind ik nog steeds het ergst.
Patiënten die mij huilend vertelden, dat ze precies wisten sinds welk moment hun
klachten waren begonnen, maar daar niet over konden praten omdat hun familie en
hun huisarts daar anders over dachten.
Ik heb als verpleegkundige ooit een eed afgelegd. Het is een beetje de equivalent,
van wat voor artsen de eed van Hippocrates is.
ZORGMEDEWERKERS VERENIGD
Toen ik uitviel, kreeg ik een appje van een collega die vroeg hoe het met me ging, ik
legde uit waarom ik voorlopig even niet meer inzetbaar was. Dat appje heb ik in
2021 anoniem gedeeld. Op de site van Zorgmedewerkers Verenigd. Ze vroegen naar
ervaringen uit de zorg. Ik deelde het anoniem omdat ik in nog in dienst was van het
ziekenhuis. En ik vond het niet chic om de vuile was buiten te hangen.
JAN BONTE
Een half jaar ervoor heb ik neuroloog Jan Bonte een bedank mailtje gestuurd. Hij
was één van die moedige specialisten die ik volgde, die zich uitsprak. Die weigerde
patiënten in zijn spreekkamer een mond/neus masker op te zetten omdat hij als
neuroloog gezichten moet kunnen lezen. Held. Zijn geestige blogs trokken mij er
doorheen in 2020 en in 2021. Ik herkende mezelf erin. Ik heb hem gemaild, mijn
verhaal gedaan en hem bedankt. Om hem te laten weten dat er verpleegkundigen
(en artsen) zijn die zich optrekken aan mensen als hij. Hij vroeg mij of hij mijn
mailtje mocht plaatsten op zijn blog. Ik vond dat prima, maar dan wel als vrouw en
werkzaam op IC of SEH. Onherkenbaar. Ik was nog aan het werk en wilde niet met
naam en toenaam online. Artsen en verpleegkundigen die zich openlijk uitspraken
werden vaak op non actief gezet of ontslagen en ik vond dat ik nog keihard nodig
was. Dat voelde ik echt zo. Ik dacht werkelijk, als ik weg ben, is er niemand meer die
luistert naar die arme patiënten. Is er niemand meer die maskers afzet bij mensen
in ademnood. Laten ze geen bezoek meer toe, steken ze weer staven in neuzen.
Denken ze alleen maar aan corona. Dus dat was voor mij een hele belangrijke reden
om mijn verhaal anoniem te delen. Dus mochten mensen die mij kennen, dit bericht
op de site van neuroloog Jan Bonte nu lezen, a.u.b. niet gaan mekkeren dat ik niet op
de IC of SEH werkte, maar op de CCU, of dat ik een man ben i.p.v. een vrouw. Ik
wilde het destijds onherkenbaar. De rest klopt allemaal. En jazeker, ik heb vaak bij
microbiologen en artsen aan de bel getrokken over de PCR test.
GEEN PANIEK
Het is bij nader inzien allemaal wat kinderlijk geschreven, taal foutje hier en daar,
stijlfoutje en het verdient geen schoonheidsprijs. Dat komt omdat ik woedend was
toen ik het schreef en ik ben nou eenmaal geen schrijver. Maar het laat aan
duidelijkheid weinig te wensen over en daar gaat het mij om. Het is totaal niet mijn
bedoeling geweest om mijn collega’s uit het ziekenhuis te schofferen, maar ik HOOP
dat als er verpleegkundigen, artsen en zorgmedewerkers zijn die dit überhaupt
lezen en zich in dit verhaal herkennen, ze bij de komende ‘pandemie’ doen waar ze
goed in (zouden moeten) zijn. Niet in paniek raken, rustig blijven, koppie erbij.
Stapje terug doen. En dat ze ook proberen om de tv is even uit te zetten. De krant
even weg te leggen. Kijken wat ze echt zelf zien. En dat ze de moed hebben om niet
te gehoorzamen aan onlogische onzin.
Karsten van Straten